Grondslagen begroting en meerjarenraming

De begroting 2025 inclusief de meerjarenraming 2026-2028 is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het BBV hiervoor aan de gemeente stelt. Dit houdt onder andere in dat:

1. Voor de begroting en de meerjarenraming een stelsel van baten en lasten wordt gehanteerd;

2. De baten en lasten worden geraamd tot hun bruto bedrag;

3. De begroting en de meerjarenraming, volgens normen die voor gemeenten als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht geeft dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie en over de baten en lasten.

4. De begroting en de meerjarenraming duidelijk en stelselmatig de omvang van alle geraamde baten en lasten, alsmede het saldo ervan, weergeven.

In dit hoofdstuk worden de grondslagen waarop de begroting is gebaseerd nader toegelicht, wordt een toelichting gegeven op totale lasten en baten en daarbij in hoeverre deze incidenteel of structureel van aard zijn en tot slot een verschillenanalyse op hoofdlijnen gegeven van de verschillen tussen de cijfers van 2025 en de begroting 2024 na wijziging (tot en met juli 2024).

De grondslagen voor de begroting
In de perspectiefnota 2025-2028 zijn de volgende uitgangspunten door de raad vastgesteld:
1. CAO-loonstijging: CAO aanhouden, vooralsnog wordt gerekend met een stijging van de loonkosten van 3,9%;
2. Prijsstijging: 0% (raming CPB minus correctie);
3. Gesubsidieerde instellingen: een loonindex van 3,9% en een prijsindex van 0% toepassen;
4. Tarieven voor onroerende- en roerende zaakbelasting, precariobelasting, leges (voor zover niet aan een maximum gebonden), begrafenisrechten en marktgelden verhogen met het gemiddeld indexcijfer 3,4%;
5. Tarieven voor leges (dienstverlening) ten aanzien van:
- drank- en horecavergunningen in 2025 verhogen naar een marktconform tarief;
- evenementenvergunning: het tarief structureel bepalen op 15% (= € 532) van de kostprijs bij evenementen met een commercieel karakter;
- evenementenvergunning met een maatschappelijk karakter: geen kosten in rekening brengen;
6. Tarieven rioolbelasting en afvalstoffenheffing: tariefsontwikkeling op basis van kostendekkendheid;
7. Tarieven voor parkeren: voor 2025 uitgaan van tariefstijgingen van 10%. Daarnaast zullen de parkertarieven voor straatparkeren en parkeergareages nog worden verhoogd met 30%;
8. Tarieven veerdienst: de tarieven jaarlijks verhogen met het prijsindexcijfer voor gezinsconsumptie van het CPB;
9. Tarieven Lingehaven: het tarief jaarlijks verhogen met het prijsindexcijfer voor gezinsconsumptie van het CPB, Daarnaast zal het tarief voor de Lingehaven vanaf april 2025 nog worden verhoogd met 10%;
10. Tarieven riviercruisevaart: het tarief voor de ligggelden e.a. verhogen met 10%;
11. Tarieven toeristenbelasting: het tarief stapsgewijs naar het landelijke gemiddelde brengen door het jaarlijks met 15% te verhogen in de periode 2025 tot en met 2028;
12. Tarief naheffingsaanslag parkeerbelasting: het wettelijk maximumtarief aanhouden;
13. Huren niet-woningen: de bepalingen terzake uit de gesloten huurovereenkomsten volgen (wat in de regel
neerkomt op een tariefsontwikkeling op basis van de CPI-index alle huishoudens);
14. De rekenrente is bepaald op 1,4%;
15. De rente voor de grondexploitatie is bepaald op 1,4%;
16. Raming aantal inwoners per 1 januari 2025: 39.187;
17. Raming aantal woonruimten per 1 januari 2025: 18.180;
18. Indexatie van investeringen groter dan € 1 mln. met 2,9%;
19. Meerjarenonderhoudsplannen wordt niet geïndexeerd;
20. Reserve Infrastructuur: positieve jaarrekeningsaldi (50% indien weerstandsratio groter is dan 2), positieve saldi op grondexploitaties en onderuitputting op de kapitaallasten toevoegen aan de reserve Infrastructuur;
21. Reserve Onderwijshuisvesting: jaarlijks € 1 mln. reserveren voor investeringen. Daarnaast toevoegen van de gerealiseerde onderuitputting van de kapitaallasten en de netto-opbrengsten van herontwikkellocaties van voormalige schoolgebouwen aan de reserve. Ook 50% van de positieve jaarrekeningsaldi toevoegen aan de reserve Onderwijshuisvesting (indien weerstandsratio groter is dan 2);
22. Reserve Duurzaamheid: besparingen die worden gerealiseerd na realisatie van verduurzamingsprojecten worden jaarlijks toegevoegd aan de reserve Duurzaamheid;
23. Reserve Sociaal Domein: eventuele saldi op het (programma) sociaal domein worden aan het einde van ieder jaar verrekend met deze reserve. Voor de reserve wordt een bandbreedte ingeschat van € 3,5 mln. tot € 5 mln. Voor de afroming in 2024 is als uitgangspunt het gemiddelde van deze bandbreedte genomen (€ 4,25 mln.).